Kennisbank

Geen overdrachtsbelasting over watervilla’s

De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 15 januari 2010, nr. 07/13305, overwogen en beslist dat ten aanzien van een zaak die blijkens zijn constructie bestemd is om te drijven en drijft sprake is van een schip in de zin van artikel 8:1 van het Burgerlijk wetboek (hierna: BW), dat een schip in het algemeen een roerende zaak is en dat een verbinding tussen een schip en de onder dat schip gelegen bodem die toelaat dat het schip met de waterstand mee beweegt, niet kan leiden tot het oordeel dat het schip met de bodem is verenigd in de zin van artikel 3:3, lid 1, BW.

 

In casu staat vast dat een zogenaamde ‘Marina’ bestaat uit een betonnen caisson (het drijflichaam), met een diepgang van ongeveer 1 1/2 meter en een houten opbouw. Volgens het Hof is de Marina blijkens deze constructie bestemd om te drijven. Anders dan de inspecteur stelt, leidt de omstandigheid dat de constructie in het onderhavige geval is bevestigd aan twee in de grond verankerde palen, niet tot een zodanige verandering in de constructie dat deze niet meer bestemd is om te drijven. Evenmin leidt de bevestiging van de Marina aan de twee in de grond verankerde palen ertoe dat de Marina niet langer meer drijft. Gelet op het voorgaande is ten aanzien van de Marina sprake van een schip in de zin van artikel 8:1 BW en niet van een onroerende zaak.

 

(09/00652) (04-03-2011) (Belastingtijdvak: 2005, onroerende zaak)

Contact

DMBH is aangesloten bij:

Links

© 2018 DMBH | Privacy Statement